Overslaan en naar de inhoud gaan

Sinds 1 januari van dit jaar zijn de belastingtarieven bij opname van aanvullend pensioen aangepast (Wet van 27/02/2019). In het nieuwe stelsel worden aanvullende pensioenkapitalen opgebouwd met werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming belast tegen een voordelige aanslagvoet van 10% bij wettelijke pensionering (vandaag op 65 jaar) of bij wettelijke vervroegde pensionering na een volledige loopbaan van 45 jaar (in de officiële wettekst “een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving”). Bij eerdere opname van het aanvullend pensioenkapitaal gelden hogere belastingtarieven van 16,5% tot 20%, wat natuurlijk een heel verschil maakt.

Er heerst echter onduidelijkheid over de invulling van het begrip ‘volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving’ en specifiek over het al dan niet meetellen van geregulariseerde studiejaren. Sinds 1 december 2017 is het mogelijk om studiejaren om te zetten in gewerkte jaren, mits betaling van een bijdrage. De vraag is of die afgekochte studiejaren ook als fiscale loopbaanjaren tellen bij het bepalen van het tarief waaraan het pensioenkapitaal belast wordt.

De FOD Financiën kan daar voorlopig geen sluitend antwoord op geven. De memorie van toelichting bij de Wet van 27/02/2019 verduidelijkt niet wat exact verstaan moet worden onder het begrip ‘volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving’. In de pensioenwetgeving wordt het begrip in het kader van meerdere bepalingen gebruikt en telkens kent het een andere invulling.

Daarom onderzoekt de fiscale administratie momenteel wat het begrip ‘volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving’ precies betekent in de context van de belastingheffing op aanvullende pensioenkapitalen. Het resultaat van dat onderzoek zal de FOD Financiën in een omzendbrief meedelen. Wij houden u uiteraard op de hoogte.

Op de hoogte blijven van het belangrijkste verzekeringsnieuws? Registreer u voor onze driemaandelijkse nieuwsbrief.

Bekijk onze vorige nieuwsbrieven